CGK Katwijk

Christelijke Gereformeerde Kerk te Katwijk aan Zee

Meditatie

Uw goede Geest geleide mij in een effen land

 Leer mij Uw welbehagen doen… Uw goede Geest geleide mij in een effen land
Psalm 143: 10

Davids omstandigheden

David wordt achtervolgd door Saul en zijn mannen. Meedogenloos jagen ze hem op. Nergens is hij zijn leven zeker. Dagen gaan voorbij waarop David het daglicht niet ziet, omdat hij zich verscholen moet houden in duistere spelonken (vers 3).

Onder die omstandigheden slaan golven van angst en moedeloosheid over David heen (vers 4 en 12). Zal hij dan toch nog omkomen in de hand van Saul? Zal hij zich dan toch vergist hebben?

En dieper nog – in die omstandigheden speelt Davids geestelijke nood hoog op. Want juist wanneer David zijn nood voor de Heere uitspreekt in het gebed, krijgt hij te zien dat hij zelf niet voor God bestaan kan (vers 2). En zijn ziel is voor God als een dorstig land (vers 6).

Tegen die achtergrond klinkt het gebed van onze tekst. Laten we eens luisteren naar wat David vraagt.

Uw welbehagen

Het eerste: ‘Leer mij Uw welbehagen te doen’. David richt zich hier niet op wat hij graag wil. Wat hem wenselijk lijkt. Maar hier richt hij zich op Góds welbehagen. Op wat Gód wil.

Allereerst zal David dat welbehagen, die wil van God moeten leren kennen. Dat is dan ook het eerste wat hij hier vraagt. Of de Heere hem Zijn wil bekend wil maken door Zijn Woord en Geest.

Maar is dat genoeg? Ach, David kent zijn eigen hart. Dat staat van nature zo haaks op wat God wil. En na ontvangen genade is er nog zoveel dat bij God vandaan trekt. Wat David daarom ten tweede nodig heeft, is dat de Heere zijn hart ook echt gewillig maakt om Gods wil te doen. Ook dat bedoelt David als hij bidt: Leer mij Uw welbehagen te doen.

En als Gods wegen zo anders zijn dan David verwacht had? Daar ondervindt David op dit moment namelijk iets van. Hij was door Samuël tot koning gezalfd. Maar de weg die hij nu moet gaan – vluchten voor Saul die hem naar het leven staat – is zo onbegrepen. Wat heeft David in zulke omstandigheden nodig? Dat hij onder Gods welbehagen mag buigen. Dat hij met zijn hart mag belijden: ‘Uw wil is altoos wijs en goed; ’t Is majesteit al wat Gij doet; Dat ieder stil daarin berust’, En Uw bevelen doe met lust’.

Uw goede Geest

David voegt er nog iets aan toe. Op de moeilijke wegen vol beproeving die zich voor hem uitstrekken, kan hij niet zonder Leidsman. Hij heeft Iemand nodig Die hem bij de hand neemt en van stap tot stap verder leidt. Iemand die hem bewaart voor dwaze eigen wegen, voor afdwalen, voor de zonde en voor zichzelf.

Is zo’n Leidsman er? Ja, Die is er! David duidt hem hier op een treffende wijze aan. Hij noemt Hem in zijn gebed ‘Uw goede Geest’. In die uitdrukking ligt een dubbele pleitgrond.

De eerste grond waarop David pleit, is dat de Heilige Geest Góds Geest is. Met zijn eigen geest kan David het niet doen. Die geest is overstelpt (vers 4) en dreigt te bezwijken (vers 7). Juist daarom heeft hij Góds Geest nodig.

Maar ach, is David die Geest waardig? Hij kan in zichzelf toch niet voor God bestaan (vers 2)? Juist daarom is Davids tweede pleitgrond, dat deze Geest een ‘goede Geest’ is. Hij is goed in Zichzelf. Maar Hij is ook goed voor slechte mensen. Hij heeft het volk van Israël dat door eigen schuld moest zwerven door de woestijn, tóch geleid en onderwezen. Nehemia zal daar later op terugblikken en dan gebruikt hij precies dezelfde uitdrukking als David hier doet: ‘En Gij hebt Uw goede Geest gegeven om hen te onderwijzen’ (Nehemia 9: 20).

Hebt u, heb jij deze Leidsman al nodig gekregen? Zou u, als uw geest overstelpt wordt en bezwijkt, niet pleiten op het feit dat Hij Góds Geest is? Zou u, als u zichzelf als slecht en onwaardig moet leren kennen, niet pleiten op het feit dat Hij een góede Geest is?

In een effen land

Waar moet de Heilige Geest David leiden? In een effen land, zegt het slot van de tekst. In het Hebreeuws is dat allereerst een geografische uitdrukking. We vinden hem bijvoorbeeld als aanduiding voor het stamgebied van Ruben in het Overjordaanse (Deuteronomium 4: 43). Wil David met deze uitdrukking zeggen, dat hij mogelijk zelfs naar dat gebied zal moeten vluchten? En belijdt hij hier dat hij ook als de weg zo zou gaan, de Heilige Geest als Leidsman nodig heeft?

Tegelijk klinkt hier ook een beeldspraak. Want een effen land, dat is ook een land waar men niet struikelt en valt. Een land waar men niet langs allerlei steile kronkelwegen verdwaalt. Een land van rust en veiligheid. We kunnen het Hebreeuwse woord ‘effen land’ letterlijk ook nog vertalen met ‘land der oprechtheid’.

Als ál die dingen meeklinken in Davids gebed, heeft hij de Heilige Geest dus nodig om hem voor struikelen en afdwalen te bewaren. Om hem eerlijk en oprecht te laten wandelen. Om hem door de beproevingen heen te leiden. En om hem uiteindelijk te brengen in het land van de eeuwige rust. Zo’n Leidsman wil de Heilige Geest zijn. Wie Hem need’rig valt te voet, zal van Hem Zijn wegen leren.

 

Ds. A.J.T. Ruis